Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • le·ger·groep
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord legergroep legergroepen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de legergroepv / m

  1. (militair) militaire eenheid met 400.000 tot 1.000.000 soldaten met een 4 sterren generaal of 5 sterren maarschalk als bevelhebber
  2. (militair) grote militaire eenheid
     Sindsdien vocht Emerson voor talloze gevechtsgroepen van het Bloque Oriental, de Oostelijke Legergroep van de FARC. "Ik was vaak in Venezuela, als beveiliger van de allerhoogste commandanten", beweert hij fluisterend. Emerson was een fanatieke FARC-strijder, geeft hij toe. Maar langzaamaan werd het steeds moeilijker voor hem om te blijven geloven in de overwinning.[1]
Synoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Marc Bessems
    “Oud-strijders Colombia bereiden zich voor op de vrede” (Woensdag 23 november 2016), NOS