bevrijdingsleger
- be·vrij·dings·le·ger
- samenstelling van bevrijding zn en leger zn met het invoegsel -s- [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bevrijdingsleger | bevrijdingslegers |
verkleinwoord | bevrijdingslegertje | bevrijdingslegertjes |
het bevrijdingsleger o
- een gewapende groep mensen die een volk wil bevrijden van een (vreemde) overheerser
- ▸ ‘Dat staat voor Front National de Libération,’ zegt mijn vader tussen twee happen bloemkool door, ‘dat was een Vietnamees bevrijdingsleger.‘[2]
- ▸ Hashim Thaci stapt vandaag voor het eerst het speciale Kosovotribunaal in Den Haag binnen. Hij wordt daar ondervraagd over gebeurtenissen van meer dan twintig jaar geleden, tijdens en na de oorlog in Kosovo, toen hij de leider was van het Kosovo Bevrijdingsleger (UCK).[3]
- Het woord bevrijdingsleger staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Johan Harstad (vert. Edith Koenders en Paula Stevens)“Max, Mischa & het Tet-offensief” (2017), Podium , ISBN 9789057598500
- ↑ Weblink bron “President Thaci van Kosovo naar Haags oorlogstribunaal” (13-07-2020), NOS