• baan·bed
enkelvoud meervoud
naamwoord baanbed baanbedden
verkleinwoord

het baanbedo

  1. deel van een weg waarover men rijdt; deel van een weg tussen de beide bermen
  2. grindlaag waarover de dwarsliggers van een spoorbaan liggen
12 % van de Nederlanders;
23 % van de Vlamingen.[2]