baanbed
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- baan·bed
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | baanbed | baanbedden |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het baanbed o
- deel van een weg waarover men rijdt; deel van een weg tussen de beide bermen
- grindlaag waarover de dwarsliggers van een spoorbaan liggen
Gangbaarheid
- Het woord baanbed staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "baanbed" herkend door:
12 % | van de Nederlanders; |
23 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be