bedtijd
- bed·tijd
- samenstelling van bed en tijd
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bedtijd | bedtijden |
verkleinwoord | - | - |
de bedtijd m
- tijd om te gaan slapen
- Het was nog een uur of wat voor bedtijd en hij besloot nog een straatje om te gaan.
1.
- Het woord bedtijd staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bedtijd" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be