Nederlands

 
Een rozenbed
Uitspraak
Woordafbreking
  • ro·zen·bed
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord rozenbed rozenbedden
verkleinwoord rozenbedje rozenbedjes

Zelfstandig naamwoord

het rozenbedo

  1. een bloemperk bestaand uit rozen
Vertalingen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be