stapelbed
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- sta·pel·bed
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van stapel en bed
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | stapelbed | stapelbedden |
verkleinwoord | stapelbedje | stapelbedjes |
Zelfstandig naamwoord
stapelbed : o
- (huishouden) (meubel)meubel bestaande uit twee bedden boven elkaar
- ▸ Ik rekende direct af voor drie nachten, waarbij ik de laatste twee in een stapelbed op een slaapzaal zou gaan doorbrengen.[1]
Vertalingen
1.Twee bedden op elkaar
Gangbaarheid
- Het woord stapelbed staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "stapelbed" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be