strobed
- stro·bed
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | strobed | strobedden |
verkleinwoord |
het strobed o
- een bed van stro waarop men kan slapen
- ,,Vijf jaar geleden begonnen we een Bed & Breakfast met een groot strobed op de hooizolder. Dat was zo'n hit dat we er een strokasteel bijbouwden in de schuur ernaast. Ook dat liep als een trein. [2]
- een laag stro in een stal
- Veehouders moeten dit jaar veel meer geld neerleggen voor het strobed van hun dieren. Door het slechte zomerweer is de helft minder stro geoogst. Waar normaal 6 ton van een hectare komt, is dat nu zo'n 3 ton. Stro is schaars en daardoor duur. [3]
- [1] stroleger, stromatras, strozak
2. een laag stro in een stal
- Het woord strobed staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "strobed" herkend door:
84 % | van de Nederlanders; |
79 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tubantia Sanne Riepema 15-10-15 Stormbestendige stro-iglo's op het Groningse platteland
- ↑ Het Parool 1 SEPTEMBER 2011 Helft minder stro geoogst door slecht weer
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be