inbedden
- in·bed·den
- samenstelling van in bw en bedden ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
inbedden |
bedde in |
ingebed |
zwak -d | volledig |
inbedden
- overgankelijk een plaats geven als onderdeel
- overgankelijk een goed beklede plaats geven
- [1] embedden
vervoeging van |
---|
inbedden |
inbedden
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van inbedden
- ...dat wij inbedden.
- ...dat jullie inbedden.
- ...dat zij inbedden.
- ...dat wij inbedden.
- Het woord inbedden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "inbedden" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be