Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bed·rand
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bedrand bedranden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de bedrandm

  1. opstaand deel van een slaapmeubel naast en even hoog als de matras, waarop iemand kan zitten bij het uit bed stappen
    • Ze zou zeggen "Doe niet zo gek!" wanneer haar moeder voor het slapen gaan op haar bedrand zou gaan zitten met een boek. De twaalfjarige Lindi Wolbert van basisschool De Leemstee wordt al lang niet meer voorgelezen. Nee, vandaag leest ze zelf voor tijdens de voorleeswedstrijd in de bibliotheek. [1] 
    • De Beatle en zijn vrouw Yoko Ono wilden, vanuit een bed in het Amsterdamse Hilton-hotel de wereldvrede bevorderen. Lennon zag op tv een optreden van de Twentse zanggroep en wilde the Buffoons best aan zijn bedrand, als enige muzikale attractie. [2] 
    • Toen maandagochtend de eerste tranen opgedroogd waren en ze eindelijk de kracht had om haar bedrand te verlaten, deed ze Radio 2 aan: David Bowie, natuurlijk stond zijn muziek op. "Wild is the Wind, ook nog eens een van mijn favoriete nummers." [3] 
Vertalingen

Gangbaarheid

83 % van de Nederlanders;
87 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen