divanbed
- di·van·bed
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | divanbed | divanbedden |
verkleinwoord | divanbedje | divanbedjes |
het divanbed o
- (meubel) een rustbank zonder leuning waarop men ook zou kunnen slapen
- Hij bleef op den rug liggen en begon voorzichtig met zijn linkerhand, dan met zijn rechter rondom zich te strijken. Hij grinnikte weer: hij lag niet in en zelfs niet op het divanbed, maar op de vacht voor den haard; hoe hij daarop in slaap was gevallen?! [2]
- Het woord divanbed staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "divanbed" herkend door:
76 % | van de Nederlanders; |
76 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ (1943)–Johan Daisne De trap van steen en wolken
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be