Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vi·o·len·bed
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord violenbed violenbedden
verkleinwoord violenbedje violenbedjes

Zelfstandig naamwoord

het violenbedo

  1. stuk aarde waarin viooltjes zijn geplant; bed violen
    • Dus ren je met natte haren naakt naar beneden om erachter te komen dat er net 15 kg wegende peuter van 1,5 meter hoogte op je nieuwe violenbed is beland. [2] 
Hyperoniemen

Gangbaarheid

91 % van de Nederlanders;
68 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen