bedrust
- bed·rust
- samenstelling van bed en rust
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bedrust | |
verkleinwoord |
- de rust die je in bed geniet
- Hij genoot van de welverdiende bedrust.
- voorschrift van een arts waarbij de patiënt ook overdag in bed moest blijven liggen
- Vroeger schreven artsen bij veel klachten bedrust voor, tegenwoordig moet je bijna altijd je bed uit van de dokter.
- Het woord bedrust staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bedrust" herkend door:
87 % | van de Nederlanders; |
88 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be