hunebed
- hu·ne·bed
- van Nedersaksisch Hünebedd (letterlijk: ‘reuzenbed’ als samenstelling van Hüne, Hüün ‘reus’ en Bedd ‘bed’, cognaat met Duits Hünenbett ‘langgraf’ en Fries hunebêd; in de betekenis van ‘neolithische begraafplaats’ aangetroffen vanaf 1809 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hunebed | hunebedden |
verkleinwoord | hunebedje | hunebedjes |
het hunebed o
- (archeologie) megalithische grafkamer uit de jonge steentijd die bestaat uit rechtopstaande draagstenen, overdekt door platte dekstenen
- In Drenthe staan nog meer dan 50 hunebedden.
1. megalithische grafkamer uit de jonge steentijd
- Het woord hunebed staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "hunebed" herkend door:
86 % | van de Nederlanders; |
61 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ hunebed op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "hunebed" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be