• hun·ne·bed
  • minder gangbare uitspraakvariant van hunebed, ontstaan door de misvatting dat het bouwwerk iets met de Hunnen te maken had [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord hunnebed hunnebedden
verkleinwoord hunnebedje hunnebedjes

het hunnebedo

  1. (verouderd) megalithische steenkamer uit de prehistorie die bestaat uit staande draagstenen, overdekt door platte dekstenen
     Op deze tocht kunt u in Borger het grootste hunnebed van ons land zien, een typisch Israëlitische begraafplaats, een museumboerderij en voor de ingang van de kerk een rooster om de duivel (of de varkens) de toegang onmogelijk te maken.[2]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    L. van Egeraat
    “Gezinsuitstapjes in Nederland. Dagrecreatie voor het hele gezin.” (1966), Uitgeverij Klaroen, 's-Hertogenbosch, p. 107