bedstee
  • bed·stee
  • In de betekenis van ‘ingebouwde slaapplaats’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
  • samenstelling van  bed  en  stee 
enkelvoud meervoud
naamwoord bedstee bedsteden
verkleinwoord bedsteetje bedsteetjes

de bedsteev / m [2]

  1. een in een afsluitbare kast ingebouwd bed
    • Vroeger was een bedstee in vele huizen te vinden. 
98 % van de Nederlanders;
85 % van de Vlamingen.[3]