• bed·ding
enkelvoud meervoud
naamwoord bedding beddingen
verkleinwoord beddinkje beddinkjes

de beddingv / m

  1. de uitholling in het landschap waarin een stroom of beek zich voortbeweegt
    • De bedding van de Eufraat heeft zich in de oudheid verplaatst, waardoor sommige steden in de woestijn kwamen te liggen en verlaten werden. 
95 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[2]