Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • win·ter·bed·ding
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord winterbedding winterbeddingen
verkleinwoord winterbeddinkje winterbeddinkjes

Zelfstandig naamwoord

de winterbeddingv / m

  1. de gebied waar de rivier in de winter kan stromen
    • De winterbedding lig tussen de beide winterdijken en omvat het zomerbed en de uiterwaarden. 

Gangbaarheid