• kraam·bed
  • In de betekenis van ‘bed waarin vrouw bevalt’ voor het eerst aangetroffen in 1640 [1]
  • samenstelling van  kraam ww  en  bed 
enkelvoud meervoud
naamwoord kraambed kraambedden
verkleinwoord - -

het kraambedo

  1. het bed waarin een vrouw bevalt en waarin zij daarna rust
  2. het kraamvrouw zijn en de tijd dat dit duurt
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]