tweepersoonsbed

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • twee·per·soons·bed
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord tweepersoonsbed tweepersoonsbedden
verkleinwoord tweepersoonsbedje tweepersoonsbedjes

Zelfstandig naamwoord

het tweepersoonsbedo

  1. bed voor twee personen
    • Al slaap je al je hele leven in een tweepersoonsbed, als je naar het verpleeghuis gaat moet je naar een eenpersoons.[1] 
     Ze hadden een groot Frans tweepersoonsbed, lagen urenlang naast elkaar met allebei een hand op haar buik en voelden hoe ik daarbinnen trapte.[2]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Tweepersoonsbed in het verpleeghuis, Innovatiekring Dementie, 31 oktober 2017
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044632767