tweepersoons
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- twee·per·soons
Woordherkomst en -opbouw
Bijvoeglijk naamwoord
tweepersoons
- bedoeld voor twee personen
- We hebben een tweepersoons luchtbed gekocht.
- ▸ Ik koos uiteindelijk voor de Duplex van Zpacks, een ruime tweepersoons enkelwandige, cuben fiber tent van nog geen 700 gram.[1]
- bestaande uit twee personen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord tweepersoons staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers