lova
- lo·va
Naar frequentie | 179959 |
---|
Werkwoord #1
lova
- verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van love
lova
- voltooide tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van love
lova
- van love
Werkwoord #2
lova
- verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van love
lova
- voltooide tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van love
lova
- van love
- lo·va
Werkwoord #1
lova
- onbepaalde wijs, tweede vorm naast love, zie aldaar
lova
- verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van lova
lova
- voltooide tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van lova
lova
- verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van love
lova
- voltooide tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van love
Werkwoord #2
lova
- onbepaalde wijs, tweede vorm naast love, zie aldaar
lova
- verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van lova
lova
- voltooide tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van lova
lova
- van lova
lova
- verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van love
lova
- voltooide tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van love
lova
- van love
lova
- nominatief bepaald vrouwelijk enkelvoud van lov