Een uiensoep

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ui·en·soep
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘soep getrokken van uien’ voor het eerst aangetroffen in 1729 [1]
  • samenstelling van  ui  en  soep  met het invoegsel -en- 
enkelvoud meervoud
naamwoord uiensoep uiensoepen
verkleinwoord uiensoepje uiensoepjes

Zelfstandig naamwoord

de uiensoepv / m

  1. (voeding) een uit uien bereide soep
    • In het restaurant werd veel uiensoep besteld. 
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen