Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • plan·ten·ziek·te
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord plantenziekte plantenziektes
plantenziekten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

plantenziekte v [1]

  1. (plantkunde) een aandoening van planten
     Om te voorkomen dat de plantenziekte zich verder verspreidt, raadt de NVWA reizigers aan geen plantjes of stekjes uit Zuid-Europa mee naar huis te nemen.[2]
     Het gevreesde tomatenvirus is voor het eerst aangetroffen in Nederland. Minister Schouten (Landbouw) meldt in een brief aan de Tweede Kamer dat de plantenziekte is gevonden bij een tomatenproducent in het Westland. Bij een andere bedrijf is sprake van een verdenking.[3]
     Doordat een plantenziekte vorig jaar de papavervelden in Afghanistan trof, is de wereldwijde productie van opium, de grondstof voor heroïne, met 38 procent gedaald. Dat meldde vandaag de VN-organisatie tegen drugs en criminaliteit (Unodc).[4]
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Bacterie ligt op de loer: 'Neem na vakantie geen plantje mee naar huis'” (20-07-2019), Tubantia
  3.   Weblink bron “Gevreesd tomatenvirus duikt op in Westland” (21 okt. 2019), De Telegraaf
  4.   Weblink bron “Heroïneteelt in het nauw door plantenziekte” (23 juni 2011), Het Parool