Nederlands

 
slaplanten op het veld
Uitspraak
Woordafbreking
  • sla·plant
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord slaplant slaplanten
verkleinwoord slaplantje slaplantjes

Zelfstandig naamwoord

de slaplantv / m

  1. (tuinbouw) sla als plant
     Oma heeft van een wasmiddelfles een gietertje gemaakt, en ik mag de slaplantjes water geven.[2]
Hyperoniemen
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

74 % van de Nederlanders;
61 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Tuinman” (02 jun. 2014), De Telegraaf
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be