Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • poot·gat
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord pootgat pootgaten
verkleinwoord pootgaatje pootgaatjes

Zelfstandig naamwoord

het pootgato

  1. een holte waarin men een plant kan planten
Vertalingen

Gangbaarheid

66 % van de Nederlanders;
44 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen