aanpoten
- aan·po·ten
- samenstelling van aan vz en poten ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
aanpoten |
pootte aan |
aangepoot |
zwak -t | volledig |
aanpoten
- inergatief (informeel) flink doorwerken
- Er werd flink aangepoot.
- overgankelijk nieuwe gewassen poten
- Het woord aanpoten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aanpoten" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
70 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be