• straf·maat
enkelvoud meervoud
naamwoord strafmaat strafmaten
verkleinwoord - -

de strafmaatv / m

  1. (juridisch) omvang van de sanctie die een misdadiger wordt opgelegd (zoals hoogte van een boete, duur van een gevangenisstraf enz.)
     Naast de gewone straf worden ze ook aan de schandpaal genageld: de politie heeft een fotogalerij op Flickr gezet met hun naam en strafmaat. "We hebben de foto's op internet gezet zodat iedereen kan zien dat de daders gestraft worden", aldus de politiechef. "Ik wil aan alle betrokkenen duidelijk maken dat je er niet mee wegkomt."[2]
     Het afluisteren van telefoons was niet zomaar een dwangmiddel. Daar was zowel een uitspraak van de rechtbank voor nodig als een gegronde verdenking van een misdrijf met minstens twee jaar gevangenisstraf als strafmaat.[3]
98 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Politie Londen: meer dan 2006 relschoppers gepakt, maar nog niet klaar” (26-08-2011), NOS
  3. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “1968, De grote eeuw deel 7” (2017), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044633535
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be