kinderkleding
  • kin·der·kle·ding
enkelvoud meervoud
naamwoord kinderkleding
verkleinwoord

de kinderkledingv

  1. (kleding) alle kleren die speciaal gemaakt zijn voor kinderen
     De afname bij kledingzaken ligt onder het gemiddelde. Wel is het aantal winkels voor baby- en kinderkleding gehalveerd.[2]
     Verdachte en Uittenboogaard hebben geen kinderen. Toch trof justitie in hun woning een compleet ingerichte kinderkamer aan met kinderkleding en speelgoed.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Duizenden winkels verdwenen, wel meer supermarkten en tuincentra” (18-12-2019), NOS
  3.   Weblink bron “Kinderkamer met seksattributen bij pedo-verdachte Hengelo” (17-04-2020), NOS