kipper
- kip·per
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘gebakken haring’ voor het eerst aangetroffen in 1984 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kipper | kippers |
verkleinwoord | - | - |
de kipper m
- gefileerde haring die gezouten en gerookt is
- kar met kiepmechanisme voor een snelle lediging van de inhoud
- [1] gerookte vis
1.
- Het woord kipper staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kipper" herkend door:
56 % | van de Nederlanders; |
56 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "kipper" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be