• ryd·de
  • Afkomstig van het Oudnoorse woord rydja.
stamtijd
onbepaalde
wijs
tegenwoordige
tijd
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
rydde
rydder
ryddet
rydda
ryddet
rydda
Klasse 1 zwak

rydde

  1. onovergankelijk ruimen
    «Arbeiderne ryddet jernbanelinjen for snø etter ras.»
    De arbeiders ruimden de spoorlijn van de sneeuw na een sneeuwlawine.
  2. onovergankelijk effenen, planeren
  3. onovergankelijk kappen, omhakken
  4. onovergankelijk rooien
  • rydde av
  • rydde bort
  • rydde opp
  • rydde opp i
  • rydde ut
  • rydde vekk

rydde av

  1. onovergankelijk afruimen
    «Hun ryddet av bordet etter måltidet.»
    Ze ruimde de tafel na de maaltijd af.

rydde av veien

  1. onovergankelijk uit de weg ruimen, doden
    «Han ble ryddet av veien av sine politiske motstandere.»
    Hij werd door zijn politieke tegenstanders uit de weg geruimd.

rydde bort

  1. onovergankelijk opbergen, opruimen
    «Barna måtte rydde bort alle lekene fra stuegulvet.»
    De kinderen hadden al het speelgoed van de vloer van de huiskamer op te bergen.

rydde opp

  1. onovergankelijk opruimen, opschonen
    «Nå er det på tide å rydde opp
    Nu is het tijd om op te ruimen.

rydde opp i

  1. onovergankelijk onovergankelijk een einde maken aan (misbruik e.d.)
    «Hillary Clinton vil rydde opp i Mexicos narkokrig.»
    Hillary Clinton wil een einde maken aan Mexico's drugsoorlog.

rydde ut

  1. onovergankelijk leeghalen, uitruimen
    «Hun leker ute i hagen mens jeg spiser frokost, rydder ut av oppvaskmaskinen og sjekker diverse ting på internett.»
    Ze speelt buiten in de tuin, terwijl ik ontbijt, de vaatwasser uitruim en verschillende dingen op het internet controleer.

rydde vekk

  1. onovergankelijk wegbergen, opbergen, wegruimen
    «Noen lærere krever at vi rydder vekk pc og mobil.»
    Sommige leraren eisen dat we de laptop en de GSM opbergen.


  • ryd·de
  • Afkomstig van het Oudnoorse woord rydja.
stamtijd
onbepaalde
wijs
tegenwoordige
tijd
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
rydde
ryddar
rydda
rydda
Klasse 1 zwak

rydde

  1. onovergankelijk ruimen
  2. onovergankelijk kappen, omhakken
  3. onovergankelijk rooien
  • rydde av
  • rydde bort
  • rydde opp
  • rydde opp i
  • rydde ut
  • rydde vekk

rydde av

  1. onovergankelijk afruimen

rydde av vegen

  1. onovergankelijk uit de weg ruimen, doden

rydde bort

  1. onovergankelijk opbergen, opruimen

rydde opp

  1. onovergankelijk opruimen, opschonen

rydde opp i

  1. onovergankelijk een einde maken aan (misbruik e.d.)

rydde or vegen

  1. onovergankelijk uit de weg ruimen, doden

rydde ut

  1. onovergankelijk leeghalen, uitruimen

rydde vekk

  1. onovergankelijk wegbergen, wegruimen