doden
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: doden (hulp, bestand)
- IPA:
- (Noord-Nederland): /ˈdo.də(n)/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˈdo.də(n)/
Woordafbreking
- do·den
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘van het leven beroven’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
- Afkomstig van het Middelnederlandse dôden, verwant met het Middelnederduitse dōden, Oudhoogduitse tōden, Oudfriese dēda, Oudengelse dīedan.
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
doden |
doodde |
gedood |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
doden
- overgankelijk van het leven beroven, vermoorden
- De vrouw werd op koelbloedige wijze gedood.
- de tijd doden: iets doen om je niet te vervelen
- In de wachtkamer van de arts liggen tijdschriften om de tijd te doden.
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. iemand van het leven beroven.
Zelfstandig naamwoord
doden mv
Gangbaarheid
- Het woord doden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "doden" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ "doden" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Suzanne Vermeer “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht, ISBN 90-229-9182-2
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be