liquidar
- li·qui·dar
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
liquidar |
liquidaba |
liquidado |
volledig |
liquidar
- overgankelijk (natuurkunde) smelten, vloeibaar maken
- (financieel) vereffenen, afrekenen, betalen
- liquideren, elimineren, uit de weg ruimen
- [3] matar
- liquidar in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española