smelten
- smel·ten
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
smelten /'smɛltə(n)/ |
smolt /smɔlt/ |
gesmolten /ɣə'smɔltə(n)/ |
klasse 3 | volledig |
smelten
- ergatief van vaste in vloeibare vorm overgaan
- De sneeuw smolt in de warme zon.
- ▸ Ondertussen woedde de storm onverminderd voort. Voordat ik weer in slaap viel kreeg ik de gedachte aan zeven verschrompelde lijken in gesmolten slaapzakken niet uit mijn hoofd.[4]
- overgankelijk van vaste in vloeibare vorm doen overgaan
- Hij smolt het metaal in de oven.
- [1] stollen, bevriezen, verstijven, kristalliseren
- [1] condenseren, koken, neerslaan, roesten, verdampen, vervliegen
- [2] bakken, braden, stomen, lassen, smeden, solderen, verhitten
1. van vaste in vloeibare vorm overgaan
de smelten mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord smelt
- Het woord smelten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "smelten" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "smelten" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ smelten op website: Etymologiebank.nl
- ↑ smelten op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be