Solderen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sol·de·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
solderen
soldeerde
gesoldeerd
zwak -d volledig

Werkwoord

solderen

  1. overgankelijk (metaalbewerking) door verhitting vloeibare tussenstof (het soldeer) aanbrengen tussen losse metaaldelen waardoor deze na afkoeling vast verbonden blijven
    • De monteur soldeert de afgebroken draad aan de luidspreker. 
  2. overgankelijk (handel) (verouderd) geheel voldoen van een rekening
  3. overgankelijk tegen een verlaagde prijs verkopen
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen