Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: solde


  • sol·den
[A] enkelvoud meervoud
naamwoord - solden
verkleinwoord - -

de soldenmv

  1. verkoop tegen verlaagde prijzen, in de regel van aan het einde van het seizoen overgebleven producten
     De onderneming die haar goederen in de solden wil verkopen, moet dat doen tegen verlaagde prijzen.[4]
     Minister van Middenstand en KMO’s Willy Borsus denkt na over een hervorming van de solden.[5]
  2. periode waarin sommige producten tegen verlaagde prijzen worden verkocht
     Heel wat Vlamingen meten zich tijdens de solden een nieuwe garderobe aan, maar er zit een addertje onder het gras: meer dan 1 Vlaming op 5 (22,7%) laat zich tijdens de koopjesperiode vangen aan een miskoop.[6]

de soldenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord solde: soldijen
vervoeging van
sollen

solden

  1. meervoud verleden tijd van sollen
    • Wij solden. 
    • Jullie solden. 
    • Zij solden. 
31 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[7]
  1. solden op website: Etymologiebank.nl
  2. "solden" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  3.   Weblink bron “Solden / koopjesperiode / opruiming / uitverkoop” op taaladvies.net
  4.   Weblink bron Gearchiveerde versie “Solden (koopjes)” (5 juni 2020) op fgov.be
  5.   Weblink bron Gearchiveerde versie
    Yoni Van Looveren
    “Regering vraagt mening consument over de solden” (28 december 2016) op retaildetail.be
  6.   Weblink bron Gearchiveerde versie
    Jolien Thieleman
    “Solden in coronatijden: 15x gouden tips” (1 augustus 2020) op libelle.be
  7.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be