soldeke
- sol·de·ke
- afgeleid van solden zn "uitverkoop" met het achtervoegsel -ke en daarom vooral gebruikt in Vlaanderen
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | soldeke | soldekes |
verkleinwoord | - | - |
het soldeke o
- (informeel) aanschaf tegen een heel gunstige prijs
- ▸ De ‘Lacetex Slip Dress’ werd eerst te koop aangeboden voor 380 euro, maar wie een soldeke wil doen, kan het nu op de kop tikken voor 230 euro.[1]
- soldekes doen
- koopje (meer gangbaar)
- Het woord 'soldeke' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Weblink bron “Het internet vraagt zich af: "Is dit nu een jurk of een ajuinenzak?"” (30 juli 2019) op nieuwsblad.be