• sol·deer
enkelvoud meervoud
naamwoord soldeer -
verkleinwoord - -

soldeer o/m

  1. (metaalbewerking) een geschikte legering om in gesmolten toestand metalen delen mee te solderen
    • Voor koperen werkstukken gebruikt men soldeer dat bestaat uit een legering van lood en tin, het zg. soldeertin. 
vervoeging van
solderen

soldeer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van solderen
    • Ik soldeer. 
  2. gebiedende wijs van solderen
    • Soldeer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van solderen
    • Soldeer je? 
97 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be