soldeer
- sol·deer
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | soldeer | - |
verkleinwoord | - | - |
- (metaalbewerking) een geschikte legering om in gesmolten toestand metalen delen mee te solderen
- Voor koperen werkstukken gebruikt men soldeer dat bestaat uit een legering van lood en tin, het zg. soldeertin.
1. een geschikte legering om in gesmolten toestand metalen delen mee te solderen
vervoeging van |
---|
solderen |
soldeer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van solderen
- Ik soldeer.
- gebiedende wijs van solderen
- Soldeer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van solderen
- Soldeer je?
- Het woord soldeer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "soldeer" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be