• hard·sol·deer
enkelvoud meervoud
naamwoord hardsoldeer -
verkleinwoord - -

hardsoldeer m / o [1]

  1. soldeer dat sterkere verbindingen oplevert dan zachtsoldeer
vervoeging van
hardsolderen

hardsoldeer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hardsolderen
    • Ik hardsoldeer. 
  2. gebiedende wijs van hardsolderen
    • Hardsoldeer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hardsolderen
    • Hardsoldeer je?