Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hard·sol·deer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord hardsoldeer -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

hardsoldeer m / o [1]

  1. soldeer dat sterkere verbindingen oplevert dan zachtsoldeer

Werkwoord

vervoeging van
hardsolderen

hardsoldeer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hardsolderen
    • Ik hardsoldeer. 
  2. gebiedende wijs van hardsolderen
    • Hardsoldeer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hardsolderen
    • Hardsoldeer je? 

Verwijzingen