• weg·va·ren
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
wegvaren
voer weg
(vaarde weg) *
weggevaren
klasse 6

zwak -d
gemengd

volledig

wegvaren

  1. (scheepvaart) onovergankelijk met een vaartuig weggaan
    • Toen ik helaas jouw sterke schip zag wegvaren en ik achterbleef, voelde ik me erg ellendig. [2]
  • Als verleden tijd van varen in de betekenis "voortbewegen (over water)" is vaarde in het Middelnederlands al aangetroffen, maar voer is altijd meer gangbaar geweest[3]. Van Dale's Groot Woordenboek van de Nederlandse Taal[4] en het Groene Boekje[5] vermelden alleen voer weg, maar Onze Taal[6] geeft aan dat vaarde weg soms ook voorkomt.
99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[7]