• vaar·de weg
vervoeging van
wegvaren

vaarde weg

  1. enkelvoud verleden tijd van wegvaren
    • Ik vaarde weg. 
    • Jij vaarde weg. 
    • Hij, zij, het vaarde weg. 
    • Hij vaarde weg tot voorbij de Noordelijke Wind, naar Hyperborea, waar hij nu slaapt, [...][1] 
  • Als verleden tijd van varen in de betekenis "voortbewegen (over water)" is vaarde in het Middelnederlands al aangetroffen, maar voer is altijd meer gangbaar geweest[2]. Van Dale's Groot Woordenboek van de Nederlandse Taal[3] en het Groene Boekje[4] vermelden alleen voer weg, maar Onze Taal[5] geeft aan dat vaarde weg soms ook voorkomt.
  1. Kinder Bijbelverhalen, Church of God Preparing for the Kingdom of God
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. Boon, Ton den & Rudi Hendrickx
    (red.), Van Dale: Groot woordenboek van de Nederlandse taal, 15e druk, 3 delen, Utrecht/Antwerpen: Van Dale Uitgevers, 2015; ISBN 9789460772221; p. 4544
  4. wegvaren op woordenlijst.org
  5. Sterke werkwoorden (8 september 2017) op website: OnzeTaal.nl