asfaltweg
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- as·falt·weg
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | asfaltweg | asfaltwegen |
verkleinwoord | asfaltwegje asfaltweggetje |
asfaltwegjes asfaltweggetjes |
Zelfstandig naamwoord
de asfaltweg m
- (verkeer) (bouwkunde) verharde weg waarvan het wegdek bestaat uit asfalt
- Op amper een uurtje van de Nederlandse grens kom je in een compleet andere wereld. Waar kasseien soepel overgaan in slingerende asfaltwegen en schonkige boerenpaarden vol verwondering blikken naar de langstrekkende, felgekleurde fietsers. Rondom de traag stromende Leie en de kolkende Schelde wedijveren bossen, heuvels en verstilde dorpen om de prijs voor het mooiste stilleven.[2]
- Je kunt de aangelegde asfaltweg volgen, maar ook paden pakken de bossen in, die aan weerszijden van de kloof voor een mooi groen spektakel zorgen.[3]
Verwante begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord asfaltweg staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "asfaltweg" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ de Telegraaf EPCO ONGERING 24 jun. 2017
- ↑ RON PEEREBOOM VOLLER 22 mrt. 2016
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be