droga
- dro·ga
enkelvoud | meervoud |
---|---|
droga | drogas |
droga v
- drug, verdovend middel
vervoeging van |
---|
drogar |
droga
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van drogar
- gebiedende wijs (bevestigend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van drogar
- droga in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española