• uit·vals·weg
enkelvoud meervoud
naamwoord uitvalsweg uitvalswegen
verkleinwoord

de uitvalswegm

  1. (verkeer) weg die uit het centrum of de stad naar de pereferie gaat
    • ‘Islamitische Staat hield mensen gevangen in hun wijken om ze als dekking te gebruiken bij militaire operaties’, schreef Amnesty International in een vorige week gepubliceerd rapport. Met het oog daarop hebben IS-strijders de afgelopen maanden systematisch alle uitvalswegen vanuit Raqqa van landmijnen en boobytraps voorzien. Alleen zij weten waar die liggen. Vluchten kan alleen met enorme risico’s. Toch doen sommigen dat.[2] 
    • Wat ze vooraf niet konden weten is dat afgelopen vrijdag ook een belangrijk viaduct in staking ging, op de oostelijke in- en uitvalsweg van en naar Namen en Luxemburg. Dat zorgde de afgelopen dagen ook zonder vakbondsacties al voor hopen verkeersoverlast.[3] 
    • Op de uitvalswegen naar wintersportbestemmingen in Oostenrijk en het zuiden van Duitsland stonden vanochtend al flinke files. Op de rondweg van München stond even na 09.00 uur achttien kilometer en op de A8 van München naar Salzburg vijftien kilometer, meldt de ANWB.[4] 
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Standaard 30 AUGUSTUS 2017
  3. Tubantia Frans Boogaard 09-OKTOBER-2017
  4. NRC Pim van den Dool 9 februari 2013