uitval m
- (militair) plotselinge actie vanuit een fort of belegerde stad
- De uitval kwam als een volslagen verrassing.
- plotselingen uitbarsting van woede
- Die uitval werd hem niet in dank afgenomen.
- ophouden te functioneren, niet tot wasdom komen
- Er is veel uitval onder de eerstejaars.
- (industrie) tijdens het productieproces gemaakte producten die niet aan de interne kwaliteitseisen voldoen en weggegooid worden
- (veeteelt) op een boerderij de sterfte van dieren door ziektes, verzwakking of uitdroging
uitval
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitvallen
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[1] |