trekweg
  • trek·weg
enkelvoud meervoud
naamwoord trekweg trekwegen
verkleinwoord trekwegje trekwegjes

de trekwegm

  1. een pad langs de kant van een kanaal of vaart waarover eertijds de trekdieren van de trekschuit werden voortgedreven
  2. weg die gebruikt wordt door trekkende dieren
67 % van de Nederlanders;
73 % van de Vlamingen.[2]