rijkswege
- rijks·we·ge
- samenstelling van rijk zn "nationale overheid" en weg zn "richting" met het invoegsel -s- [1]
Eigenlijk is "rijks" de genitief van "rijk" en "wege" de datief van "weg" is, opgeroepen door het voorzetsel van, waarmee dit woord een altijd vaste verbinding vormt.
rijkswege
- (verouderd) de kant van de overheid (alleen in de vaste verbinding van rijkswege)
- Ook wordt bekeken hoe de kosten verder verlaagd kunnen worden. Zo hoopt het openbaar onderwijs de komende jaren de bezuinigingen van rijkswege het hoofd te kunnen bieden. [2]
- Het woord 'rijkswege' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "rijkswege" herkend door:
89 % | van de Nederlanders; |
74 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tubantia 22 januari 2011 OPOA op zoek naar ‘nieuw geld’
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be