Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • een·baans·weg
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord eenbaansweg eenbaanswegen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de eenbaanswegm

  1. (verkeer) een weg met twee rijstroken
    • De A303, de weg waar het om gaat, is de belangrijkste snelweg van Londen naar het westen van het land. Vlak voor Stonehenge wordt het een eenbaansweg, waar - door de kleine dorpen - ook tractors en (school)bussen rijden. Iedereen heeft er wel eens in de file gestaan. (Fleur Willemsen NRC 1 december 2014) 

Gangbaarheid