• weg·strij·ken
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
wegstrijken
streek weg
weggestreken
klasse 1 volledig

wegstrijken [1]

  1. overgankelijk doen verdwijnen (door strijken); glad maken
     Eerst lag er vrijwel alleen grind, maar nu is er zand toegevoegd en een pletwals strijkt wat oneffenheden weg.[2]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Rob Gollin
    “De helling van de mooie meisjes knijpt de renner de keel dicht” (10 juli 2019), de Volkskrant