• vei
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen vei veier veist
verbogen veie veiere veiste
partitief veis veiers -

vei

  1. mals, vruchtbaar
    • Hoe riekt gij, Bamisbosschen, goed,
      als 't weder vei en vocht is; (…)
       [3]
  2. vet
8 % van de Nederlanders;
12 % van de Vlamingen.[4]


vei

  1. water


  • vei
  • Afkomstig van het Oudnoordse woord  vegr zn 
Naar frequentie 210
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   vei     veien     veier     veiene  
genitief   veis     veiens     veiers     veienes  

vei, m

  1. pad, weg
  2. rijbaan
  3. kanaal in het lichaam (zoals de ademwegen, luchtwegen)
  • Nynorsk:  veg zn 
  • In de taal Bokmål kan een straat of weg in frije keuze zowel veg als vei worden genoemd, in de taal Nynorsk geeft het alleen het woord veg. Om deze reden wordt in de naam van autoriteiten of wetten in de taal Bokmål alleen de schrijfwijze veg gebruikt in plaats van vei, bijvoorbeeld Statens vegvesen of lov om vegtrafikk (kort: vegtrafikkloven). Op deze manier kan dezelfde naam in beide talen worden gebruikt: in Nynorsk ook Statens vegvesen of lov om vegtrafikk (kort ook: vegtrafikkloven). In deze gevallen is het in Bokmålteksten toegestaan ​​de woordvormen veg en vei naast elkaar te gebruiken, omdat de namen van de autoriteiten en wetten altijd hen gegeven vorm behouden. Dit buiten beschouwing gelaten geldt de regel dat de eenmaal gekozen vorm behouden blijft tot het einde van de tekst.[1]
  1. Bron: Språkrådet Veg eller vei (in het Noors)