• at·komst·vei
Naar frequentie zeldzaam
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   atkomstvei     atkomstveien     atkomstveier     atkomstveiene  
genitief   atkomstveis     atkomstveiens     atkomstveiers     atkomstveienes  

atkomstvei, m

  1. (verkeer) toegangsweg
    «Bygget vil da komme til å stå på naboens atkomstvei, og en ny vei må bygges.»
    Het gebouw zal dan te staan komen op de toegangsweg van een buurman, een nieuwe weg gebouwd moet worden.